III.2.1)Persoonlijke situatie van ondernemers, waaronder de vereisten in verband met de inschrijving in het beroeps- of handelsregisterInlichtingen en formaliteiten om na te gaan of aan de vereisten is voldaan: verwijzing naar de uitsluitingscriteria — artikelen 106 en 107 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25.10.2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad:
„Artikel 106 — Uitsluitingscriteria en administratieve sancties:
1. De aanbestedende dienst sluit een ondernemer uit van deelname aan onder deze richtlijn vallende aanbestedingsprocedures indien:
a) hij failliet is, onderworpen aan insolventie- of liquidatieprocedures, zijn activa worden beheerd door een curator of een gerecht, hij een regeling met schuldeisers heeft getroffen, zijn werkzaamheden zijn gestaakt of hij in een andere vergelijkbare toestand verkeert als gevolg van een soortgelijke procedure uit hoofde van nationale wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen;
b) in een definitieve rechterlijke beslissing of een definitief administratief besluit is vastgesteld dat de ondernemer niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen tot betaling van belastingen of socialezekerheidsbijdragen volgens het recht van het land waar hij is gevestigd, van het land waar de aanbestedende dienst is gevestigd, dan wel van het land waar de overeenkomst wordt uitgevoerd;
c) in een definitieve rechterlijke beslissing of een definitief administratief besluit is vastgesteld dat de ondernemer een ernstige beroepsfout heeft gemaakt doordat hij de toepasselijke wet- of regelgeving of de ethische normen van de beroepsgroep waartoe hij behoort, heeft overtreden of doordat hij onrechtmatig gedrag heeft vertoond dat invloed heeft op zijn professionele geloofwaardigheid wanneer sprake is van kwaad opzet of grove nalatigheid, met name bijvoorbeeld:
i) op frauduleuze of nalatige wijze afleggen van valse verklaringen met betrekking tot de informatie die wordt verlangd voor de verificatie van de afwezigheid van gronden voor uitsluiting of de vervulling van selectiecriteria of bij de uitvoering van een overeenkomst;
ii) sluiten van een contract met andere ondernemers met als doel de mededinging te vervalsen;
iii) schenden van intellectuele-eigendomsrechten;
iv) pogen het besluitvormingsproces van de aanbestedende dienst tijdens de aanbestedingsprocedure te beïnvloeden;
v) pogen vertrouwelijke informatie te verkrijgen die hem onrechtmatige voordelen kan opleveren in de aanbestedingsprocedure;
d) in een definitieve rechterlijke beslissing is vastgesteld dat de ondernemer zich schuldig heeft gemaakt aan een van de volgende feiten:
i) fraude in de zin van artikel 1 van de Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen, vastgesteld bij akte van de Raad van 26.7.1995;
ii) corruptie, als omschreven in artikel 3 van de Overeenkomst ter bestrijding van corruptie waarbij ambtenaren van de Europese Gemeenschappen of van de lidstaten van de Europese Unie betrokken zijn vastgesteld bij akte van de Raad van 26.5.1997, en in artikel 2, lid 1, van Kaderbesluit 2003/568/JBZ van de Raad, alsook corruptie als omschreven in het recht van het land waar de aanbestedende dienst is gevestigd, het land waar de ondernemer is gevestigd, dan wel het land waar de overeenkomst wordt uitgevoerd;
iii) deelneming aan een criminele organisatie in de zin van artikel 2 van Kaderbesluit 2008/841/JBZ van de Raad;
iv) witwassen van geld of financiering van terrorisme in de zin van artikel 1 van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad;
v) terroristische misdrijven of strafbare feiten in verband met terroristische activiteiten in de zin van respectievelijk de artikelen 1 en 3 van Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad, dan wel uitlokking van, medeplichtigheid aan of poging tot het plegen van zodanig misdrijf of strafbaar feit, als bedoeld in artikel 4 van genoemd besluit;
vi) kinderarbeid en andere vormen van mensenhandel in de zin van artikel 2 van Richtlijn 2011/36/EU van het Europees Parlement en de Raad;
e) de ondernemer aanzienlijk is tekortgeschoten in de nakoming van belangrijke verplichtingen bij de uitvoering van een uit de begroting gefinancierde opdracht, hetgeen tot vroegtijdige beëindiging ervan of tot oplegging van een schadevergoeding of andere contractuele sancties heeft geleid of na toetsen, audits of onderzoek door een ordonnateur, OLAF of de Rekenkamer aan het licht is gekomen;
f) in een definitieve rechterlijke beslissing of een definitief administratief besluit is vastgesteld dat de ondernemer een onregelmatigheid in de zin van artikel 1, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad heeft begaan.
2. Indien er geen definitieve rechterlijke beslissing of, indien van toepassing, geen definitief administratief besluit voorhanden is in de in lid 1, onder c), d) en f), bedoelde gevallen of in het in lid 1, onder e), bedoelde geval, sluit de aanbestedende dienst een ondernemer uit op basis van een voorlopige juridische kwalificatie van een in die punten bedoelde gedraging, rekening houdend met vastgestelde feiten of andere bevindingen in de aanbeveling van de in artikel 108 bedoelde instantie.
De in de eerste alinea bedoelde voorlopige kwalificatie laat de beoordeling van het gedrag van de betrokken ondernemer door de bevoegde instanties van de lidstaten op grond van het nationale recht onverlet. De aanbestedende dienst herziet onmiddellijk na de kennisgeving van een definitieve rechterlijke beslissing of een definitief administratief besluit zijn besluit om de ondernemer uit te sluiten en/of hem een financiële sanctie op te leggen. Indien de duur van de uitsluiting niet is vastgelegd in de definitieve rechterlijke beslissing of het definitief administratief besluit, stelt de aanbestedende dienst deze vast op basis van vastgestelde feiten en bevindingen, met inachtneming van de aanbeveling van de in artikel 108 bedoelde instantie.
Indien in die definitieve rechterlijke beslissing of dat definitief administratief besluit wordt geoordeeld dat de ondernemer zich niet schuldig heeft gemaakt aan het voorlopig juridisch gekwalificeerde gedrag op basis waarvan hij is uitgesloten, maakt de aanbestedende dienst onverwijld een einde aan die uitsluiting en/of betaalt hij, in voorkomend geval, alle opgelegde financiële sancties terug.
Tot de in de eerste alinea bedoelde feiten en bevindingen behoren met name:
a) feiten die zijn vastgesteld in het kader van audits of onderzoek door de Rekenkamer, OLAF, of van een interne audit, of enige andere toets, audit of controle uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de ordonnateur;
b) niet-definitieve administratieve besluiten die tuchtmaatregelen kunnen omvatten welke zijn genomen door het bevoegde toezichthoudende orgaan dat verantwoordelijk is voor de verificatie van de toepassing van normen inzake beroepsethiek;
c) besluiten van de ECB, de EIB, het Europees Investeringsfonds of internationale organisaties;
d) besluiten van de Commissie betreffende schending van de mededingingsregels van de Unie of van een nationale bevoegde instantie betreffende de schending van het mededingingsrecht van de Unie of van het nationale mededingingsrecht.
3. Elk besluit van de aanbestedende dienst op grond van de artikelen 106, 107 en 108 of, indien van toepassing, elke aanbeveling van de in artikel 108 bedoelde instantie, wordt genomen respectievelijk gedaan overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel, en met name rekening houdend met de ernst van de situatie, met inbegrip van het effect op de financiële belangen en het imago van de Unie, de tijd die is verlopen sedert het betrokken gedrag werd vertoond, de duur en de herhaling ervan, het opzet of de mate van nalatigheid, het betrokken begrensde bedrag voor lid 1, onder b), van dit artikel of andere verzachtende omstandigheden, zoals de mate waarin de ondernemer samenwerkt met de betreffende bevoegde instantie en zijn bijdrage aan het onderzoek, die door de aanbestedende dienst is erkend, of de openbaarmaking van de uitsluitingssituatie door middel van de in lid 10 van dit artikel bedoelde verklaring.
4. De aanbestedende dienst sluit de ondernemer uit wanneer een persoon die lid is van het bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend orgaan van die ondernemer of die daarin vertegenwoordigings-, beslissings- of controlebevoegdheid ten aanzien van die ondernemer heeft, in een of meer in lid 1, onder c) tot en met f), vermelde situaties verkeert.
De aanbestedende dienst sluit een ondernemer ook uit indien een natuurlijke of rechtspersoon die onbeperkt aansprakelijk is voor de schulden van die ondernemer, in een of meer in lid 1, onder a) of b), vermelde situaties verkeert.
5. Indien de begroting wordt uitgevoerd in indirect beheer met derde landen, kan de Commissie op grond van, in voorkomend geval, de aanbeveling van de in artikel 108 bedoelde instantie, een besluit tot uitsluiting nemen en/of een financiële sanctie opleggen onder de voorwaarden van dit artikel, indien het overeenkomstig artikel 58, lid 1, onder c), daarmee belaste derde land dit heeft nagelaten. Dit laat de verantwoordelijkheid, krachtens artikel 60, lid 3, van het derde land inzake voorkoming, opsporing, correctie en kennisgeving van onregelmatigheden en fraude, of het nemen van een besluit tot uitsluiting, dan wel het opleggen van financiële sancties, onverlet.
6. In de in lid 2 van dit artikel bedoelde gevallen kan de aanbestedende dienst een ondernemer voorlopig uitsluiten zonder voorafgaande aanbeveling van de instantie als bedoeld in artikel 108, indien de deelneming van de betrokken ondernemer aan aanbestedingsprocedures een ernstige en imminente dreiging voor de financiële belangen van de Unie zou vormen. De aanbestedende dienst verwijst de zaak in dergelijke gevallen onmiddellijk naar de instantie en neemt uiterlijk 14 dagen na ontvangst van de aanbeveling van de instantie een definitief besluit.
7. De aanbestedende dienst sluit, rekening houdend, in voorkomend geval, met de aanbeveling van de in artikel 108 bedoelde instantie, een ondernemer niet uit van deelneming aan een aanbestedingsprocedure indien:
a) de ondernemer corrigerende maatregelen als vermeld in lid 8 van dit artikel heeft getroffen en aldus zijn betrouwbaarheid aantoont. Dit punt geldt niet in het geval van lid 1, onder d), van dit artikel;
b) het onontbeerlijk is om de continuïteit van de dienstverlening te waarborgen, voor een beperkte periode en in afwachting van de vaststelling van corrigerende maatregelen als vermeld in lid 8 van dit artikel;
c) die uitsluiting buiten verhouding zou zijn op basis van de in lid 3 van dit artikel bedoelde criteria.
Voorts is lid 1, onder a), van dit artikel niet van toepassing op de aankoop van leveringen tegen bijzonder gunstige voorwaarden, hetzij bij een leverancier die zijn bedrijfsactiviteiten definitief stopzet, hetzij bij vereffenaars in een insolventieprocedure, een regeling met schuldeisers, of een soortgelijke procedure volgens nationaal recht.
In de gevallen van niet-uitsluiting als bedoeld in de eerste en tweede alinea van dit lid specificeert de aanbestedende dienst de redenen waarom de ondernemer niet wordt uitgesloten en stelt hij de in artikel 108 bedoelde instantie in kennis van die redenen.
8. Tot de in lid 7 bedoelde maatregelen om de uitsluitingssituatie te corrigeren, behoren met name:
a) maatregelen om de oorsprong van de situaties die aanleiding geven tot uitsluiting, in kaart te brengen en concrete technische, organisatorische en personeelsgebonden maatregelen binnen het betrokken werkterrein van de ondernemer waarmee het gedrag kan worden gecorrigeerd en herhaling daarvan kan worden voorkomen;
b) het bewijs dat de ondernemer corrigerende maatregelen heeft genomen om de schade te vergoeden of te herstellen die aan de financiële belangen van de Unie is toegebracht door de onderliggende feiten die aanleiding geven tot de uitsluitingssituatie;
c) het bewijs dat de ondernemer de door de bevoegde instantie opgelegde boete of de in lid 1, onder b), bedoelde belastingen of socialezekerheidsbijdragen heeft betaald of de betaling daarvan heeft gewaarborgd.
9. Rekening houdend, in voorkomend geval, met de herziene aanbeveling van de instantie als bedoeld in artikel 108, herziet de aanbestedende dienst ambtshalve of op verzoek van de uitgesloten ondernemer onverwijld zijn besluit tot uitsluiting van die ondernemer, indien deze corrigerende maatregelen heeft genomen die volstaan om zijn betrouwbaarheid aan te tonen of nieuwe elementen heeft verstrekt waaruit blijkt dat de in lid 1 van dit artikel bedoelde uitsluitingssituatie niet langer bestaat.
10. Een gegadigde of inschrijver verklaart bij de indiening van zijn verzoek om deel te nemen of van zijn inschrijving of hij in één van de in lid 1 van dit artikel of in artikel 107, lid 1, bedoelde situaties verkeert, en, in voorkomend geval of hij corrigerende maatregelen heeft genomen als bedoeld in lid 7, onder a), van dit artikel. In voorkomend geval verstrekt de gegadigde of inschrijver dezelfde verklaring, ondertekend door een entiteit waarop hij voornemens is een beroep te doen. Bij overeenkomsten van zeer geringe waarde, die moeten worden omschreven in de overeenkomstig artikel 210 vastgestelde gedelegeerde handelingen, mag de aanbestedende dienst echter afzien van het opleggen van deze vereisten.
11. Wanneer de aanbestedende dienst daarom verzoekt en dit noodzakelijk is voor het goede verloop van de procedure, verstrekken de gegadigde of inschrijver, en de entiteit waarop de gegadigde of inschrijver voornemens is een beroep te doen, het volgende:
a) afdoend bewijs dat de gegadigde, inschrijver of entiteit niet in een van de in lid 1 vermelde uitsluitingssituaties verkeert;
b) informatie over personen die lid zijn van het bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend orgaan van de gegadigde, inschrijver of entiteit of die vertegenwoordigings-, beslissings- of controlebevoegdheid ten aanzien van de gegadigde, inschrijver of entiteit hebben, en afdoend bewijs dat een of meer van deze personen niet in een van de in lid 1, onder c) tot en met f), vermelde uitsluitingssituaties verkeren;
c) afdoend bewijs dat natuurlijke of rechtspersonen die onbeperkt aansprakelijk zijn voor de schulden van die gegadigde, inschrijver of entiteit, niet in een in lid 1, onder a) of b), vermelde uitsluitingssituatie verkeren.
12. De aanbestedende dienst mag de leden 1 tot en met 11 ook toepassen op een onderaannemer.
In dat geval verlangt de aanbestedende dienst dat een gegadigde of inschrijver een onderaannemer of een entiteit waarop de gegadigde of inschrijver voornemens is een beroep te doen en die zich in een uitsluitingssituatie bevindt, vervangt.
13. Om voor een afschrikkend effect te zorgen mag de aanbestedende dienst, rekening houdend, in voorkomend geval, met de aanbeveling van de in artikel 108 bedoelde instantie, een financiële sanctie opleggen aan een ondernemer die heeft gepoogd toegang tot middelen van de Unie te krijgen door deel te nemen, of te verzoeken om deelneming, aan een aanbestedingsprocedure, terwijl hij, zonder dit overeenkomstig lid 10 van dit artikel te hebben verklaard, in een van de volgende uitsluitingssituaties verkeert:
a) wat de in lid 1, onder c), d), e) en f), van dit artikel, bedoelde situaties betreft, als alternatief voor een besluit tot uitsluiting van de ondernemer, indien die uitsluiting buiten verhouding zou zijn op basis van de criteria van lid 3 van dit artikel;
b) wat de in lid 1, onder c), d) en e), van dit artikel, bedoelde situaties betreft, naast een uitsluiting die nodig is om de financiële belangen van de Unie te beschermen, indien de ondernemer systematisch en herhaald gedrag heeft vertoond met het voornemen op onrechtmatige wijze middelen van de Unie te verkrijgen.
Het bedrag van de financiële sanctie vertegenwoordigt tussen 2 % en 10 % van de totale waarde van de overeenkomst.
14. De duur van de uitsluiting mag niet meer bedragen dan:
a) de duur die eventueel is vastgesteld in de definitieve rechterlijke beslissing of het definitief administratief besluit van een lidstaat;
b) vijf jaar voor de in lid 1, onder d), bedoelde gevallen;
c) drie jaar voor de in lid 1, onder c), e) en f), bedoelde gevallen.
Een ondernemer wordt uitgesloten zolang hij in een van de in lid 1, onder a) en b), bedoelde situaties verkeert.
15. De verjaringstermijn voor uitsluiting en/of het opleggen van financiële sancties aan ondernemers bedraagt vijf jaar, gerekend vanaf een van de volgende data:
a) de datum waarop het gedrag dat aanleiding geeft tot uitsluiting, is vertoond of, bij voortduring of herhaling, de datum waarop het gedrag ophoudt, in de in lid 1, onder b), c), d) en e), van dit artikel, vermelde gevallen;
b) de datum van de definitieve rechterlijke beslissing van een nationale rechterlijke instantie of van het definitief administratief besluit in de in lid 1, onder b), c) en d), van dit artikel vermelde gevallen.
De verjaringstermijn wordt gestuit door enige handeling van de Commissie, OLAF, de instantie als bedoeld in artikel 108 of enige bij de uitvoering van de begroting betrokken entiteit, waarvan aan de ondernemer kennis wordt gegeven en die betrekking heeft op het onderzoek of de gerechtelijke procedure. Een nieuwe verjaringstermijn begint te lopen op de dag volgend op de stuiting.
Voor de toepassing van lid 1, onder f), van dit artikel geldt de verjaringstermijn voor uitsluiting en/of het opleggen van financiële sancties aan ondernemers die is vastgelegd in artikel 3 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad.
Indien verschillende van de in lid 1 van dit artikel genoemde redenen in aanmerking komen voor het gedrag van de ondernemer, geldt de verjaringstermijn van de ernstigste reden.
16. Om, indien nodig, het afschrikkend effect van de uitsluiting en/of de financiële sanctie te versterken, maakt de Commissie, onder voorbehoud van een besluit van de aanbestedende dienst, de volgende informatie betreffende de uitsluiting en, in voorkomend geval, betreffende de financiële sanctie voor de in lid 1, onder c), d), e) en f), van dit artikel bedoelde gevallen bekend op haar internetsite:
a) de naam van de betrokken ondernemer;
b) de uitsluitingssituatie onder verwijzing naar lid 1 van dit artikel;
c) de duur van de uitsluiting en/of het bedrag van de financiële sanctie.
Indien het besluit over de uitsluiting en/of de financiële sanctie is genomen op basis van een voorlopige kwalificatie als bedoeld in lid 2 van dit artikel, wordt bij de bekendmaking aangegeven dat er geen definitieve rechterlijke beslissing of, in voorkomend geval, geen definitief administratief besluit is. In die gevallen wordt informatie over beroepsprocedures en de status en het resultaat daarvan, alsook elk herzien besluit van de aanbestedende dienst, onverwijld bekendgemaakt. Indien een financiële sanctie is opgelegd, wordt bij de bekendmaking aangegeven of die sanctie is betaald. Indien een financiële sanctie is opgelegd, wordt bij de bekendmaking aangegeven of die sanctie is betaald.
Het besluit om de informatie bekend te maken, wordt genomen door de aanbestedende dienst, hetzij ingevolge de betrokken definitieve rechterlijke beslissing of, in voorkomend geval, het definitieve administratieve besluit, hetzij ingevolge de aanbeveling van de in artikel 108 bedoelde instantie, naar gelang van het geval. Dat besluit wordt van kracht drie maanden na de kennisgeving ervan aan de ondernemer.
De bekendgemaakte informatie wordt verwijderd zodra een eind is gekomen aan de uitsluiting. In het geval van een financiële sanctie wordt de bekendmaking zes maanden na de betaling ervan verwijderd.
In het geval van persoonsgegevens informeert de aanbestedende dienst overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad de ondernemer over zijn rechten op grond van de toepasselijke gegevensbeschermingsregelgeving en over de voor de uitoefening van die rechten beschikbare procedures.
17. De in lid 16 van dit artikel bedoelde informatie wordt in geen enkele van de volgende omstandigheden bekendgemaakt:
a) indien het vertrouwelijke karakter van een onderzoek of een nationale gerechtelijke procedure moet worden gewaarborgd;
b) indien bekendmaking onevenredige schade zou toebrengen aan de betrokken ondernemer of anderszins buiten verhouding zou zijn op basis van de evenredigheidscriteria in lid 3 van dit artikel en het bedrag van de financiële sanctie;
c) indien het een natuurlijk persoon betreft, tenzij de bekendmaking van persoonsgegevens uitzonderlijk gerechtvaardigd is, onder meer door de ernst van de gedraging of het effect daarvan op de financiële belangen van de Unie. In dergelijke gevallen wordt in het besluit om de informatie bekend te maken naar behoren rekening gehouden met het recht op privacy en andere rechten waarin is voorzien in Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad.
18. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 210 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot nadere bepalingen inzake de inhoud van de in lid 10 van dit artikel bedoelde verklaring, inzake het in lid 11, onder a), van dit artikel bedoelde bewijs om aan te tonen dat een ondernemer niet in een van de uitsluitingssituaties verkeert, mede onder verwijzing naar het Uniform Europees Aanbestedingsdocument als bepaald in artikel 59, lid 2, van Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad, alsook inzake de situaties waarin de aanbestedende dienst al dan niet mag eisen dat een dergelijke verklaring of een dergelijk bewijs wordt voorgelegd.
Artikel 107 — Afwijzing in een bepaalde aanbestedingsprocedure:
1. In het kader van een bepaalde aanbestedingsprocedure kent de aanbestedende dienst geen overeenkomst toe aan een ondernemer die:
a) in een uitsluitingssituatie verkeert die overeenkomstig artikel 106 is vastgesteld;
b) valse verklaringen heeft afgelegd in de informatie die wordt verlangd als voorwaarde voor deelname aan de procedure of die informatie niet heeft verstrekt;
c) voorheen was betrokken bij het opstellen van aanbestedingsstukken, indien zulks leidt tot vervalsing van de mededinging die niet op een andere wijze kan worden verholpen.
2. Voordat een besluit tot afwijzing van een ondernemer in een bepaalde aanbestedingsprocedure wordt genomen, stelt de aanbestedende dienst de ondernemer in de gelegenheid opmerkingen te maken, tenzij de afwijzing overeenkomstig lid 1, onder a), gemotiveerd is door een besluit tot uitsluiting ten aanzien van de ondernemer, nadat diens opmerkingen zijn onderzocht.
3. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 210 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot nadere bepalingen inzake de maatregelen ter vermijding van vervalsing van de mededinging en inzake de verklaring die en het bewijs dat wordt overgelegd om aan te tonen dat een ondernemer niet in een van de in lid 1 van dit artikel genoemde situaties verkeert.”
[...]
Inschrijvers moeten de bewijsstukken overleggen die krachtens de bepalingen van de aanbestedingsstukken worden gevraagd.